Het mondmasker en de alien

Zodra ik mijn fiets voor de deur parkeer, kijk ik naar binnen. Ik zie een dame op een wachtstoel zitten. Jawel, met een mondkapje. Snel rits ik mijn handtas open en pak mijn eigen, gebloemde mondkapje erbij. Jeetje, nu gaat het echt beginnen. Mijn eerste mondkapje en het zal meteen een goede test worden. Ik moet bijna drie uur in de stoel zitten. 

 

Aarzelend loop ik naar de deur. Zodra ik de klink aanraak twijfel ik even. Moet ik hem nu al opdoen, voordat ik naar binnen ga? Ben ik onbeschoft als ik hem later op doe? Of is het juist raar als je direct met een mondkapje op je gezicht binnenkomt? Ik heb zoveel vragen over dit stukje stof dat in mijn handen ligt. Er is nog geen etiquette, ik heb geen idee wat de bedoeling is. 

Zodra ik één stap over de drempel heb gezet verstijf ik even. Nu is het moment om hem op te doen, denk ik. Ik zie de eigenaresse vanuit de keuken naar de toonbank lopen. Ondanks dat haar mond bedekt is zie ik dat ze naar mij lacht. De bruine pretogen zeggen mij gedag. Ze loopt met het kapje rond alsof ze het al jaren doet. Het geeft mij een ontspannen gevoel. De wereld is anders, maar toch ook weer niet. Dit is dezelfde salon waar ik voor corona kwam. En toch is het anders.

 

Blijf kalm

Ik pak mijn mondkapje en klem het elastiek achter mijn oren. Mijn ontspannen gevoel neemt plaats voor benauwdheid. En weer verstijf ik. Dit kan ik geen drie uur op mijn gezicht houden! De eigenaresse ziet mijn reactie en stelt mij direct gerust. ”Blijf kalm, het went vanzelf,” hoor ik haar zeggen terwijl ze met haar hand richting de stoel wijst. 

Ik neem plaats achter de bekende tafel. Rechts van mij zie ik roze bakjes met penselen en vijlen. Links van mij de lamp waaronder mijn nagels over een kleine drie uur geplaatst zullen worden. Wanneer ik opkijk zie ik hoe leeg de salon is. De afstand tussen de stoelen geeft een vreemde indruk. Een beetje ongezellig, afstandelijk. Maar dat is natuurlijk juist de bedoeling.

Zodra mijn nagelstyliste naar mij toe loopt, krijg ik een dubbel gevoel. Ik wil haar een knuffel geven, maar het kan niet. Het mag niet. Terwijl we zo dichtbij elkaar zitten is er toch ook weer zo’n afstand. Een afstand die ik niet gewend ben. Want ze zal de aankomende drie uur de hele tijd mijn handen vasthouden, maar ik mag de mijne niet om haar heen slaan. 

”I can’t hug you now, but I want to. This is so strange,” zeg ik tegen haar. Ze knikt. ”Yes, I know,” antwoordt ze. De afgelopen weken hadden we tussendoor contact via de chat op Instagram. Ze vertelde mij een week eerder nog dat ze onze gesprekken miste en ook mijn hond Suit, die ik altijd meenam naar de salon. Die ze dan uitgebreid knuffelde. En nu zat ik hier alleen met een mondkapje op. Suit mocht niet mee omdat het dan lastiger zou zijn om afstand te bewaren. Iets wat ik heel goed begrijp. Eén van de weinige dingen die ik momenteel begrijp. 

Want soms ben ik het allemaal even kwijt. Denk ik dat ik in een vreemde droom ben beland. Zodra ik mijn handen naar haar uitsteek worden ze met een spray gedesinfecteerd. Deze droom gaat dus nog even verder. Ik kan er nog niet uitstappen. Dit is nu wat het is. 

 

Je lijkt wel een alien

Terwijl ze de potjes uit een gouden rekje naast haar pakt, neem ik de tijd om haar nog eens goed te bekijken. Want haar gezicht kon ik in de eerste instantie slecht zien. Behalve haar bril draagt ze een mondmasker. Voor haar gezicht hangt een plastic scherm. Even schiet ik in de lach. Ik zeg haar dat ze lijkt op een alien. Iets waar ze hard om moet lachen. Ze vertelt dat ze het vreselijk vindt en het er inderdaad niet uitziet. 

Op dat moment besef ik dat ik mijn eigen mondmasker alweer ben vergeten. De benauwdheid heeft plaats gemaakt voor een gevoel van rust. 

Plots tilt ze haar hand op en zwaait naar iemand achter mij. Ze vertelt mij lachend dat er iemand achter het glas vreemd naar haar stond te kijken.  Ik zeg tegen haar dat het wel slim was om even te zwaaien, dan schrikt het uiterlijk met al die beschermende middelen wat minder af. 

 

Een vriendelijk gebaar

”But I do this all the time,” hoor ik haar zeggen. Ze vertelt mij hoe ze bij haar vorige werkgever in Zuid-Italië leerde om altijd gedag te zeggen. Niet alleen op het werk maar ook op straat. Haar leidinggevende vertelde haar dat je met het begroeten niet alleen laat zien dat je manieren hebt, maar het ook een stukje vrolijkheid met zich meebrengt.

En sinds die tijd besloot ze dat altijd te doen. Hoewel het geen marketing tool was, had het direct goede invloed op de zaken. Ze vertelt mij hoe benaderbaar het haar maakte en dat mensen haar gingen herkennen. Vanuit herkenning kwam vertrouwen. En zo kreeg ze steeds meer klanten. Want zij was dat vrolijke meisje dat steeds iedereen begroette. 

Haar verhaal zette mij aan het denken. Wellicht is dit simpele gebaar wel dé manier om ons te verenigen. We leven in een wereld waarin afstand de norm wordt en waarbij fysiek contact zich beperkt tot je huisgenoten. Als je die tenminste hebt. Ondertussen willen we ons hoofd boven water houden en niet vereenzamen in deze anderhalvemeter samenleving. Een begroeting lost de financiële zorgen en huidhonger niet op, maar het geeft de ander wel even aandacht. Een teken dat de ander gezien wordt. Het kost niets, maar laat wel zien dat we niet alleen zijn. Een klein signaal, maar wellicht voor de ander één van de weinige sociale interacties die er op een dag plaatsvindt.

Het voelt nu misschien wel raar, maar raar wordt vanzelf weer normaal.

 

Groetjes,

Aileen

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

CommentLuv badge